In de aanloop naar de verkiezingen nemen we een kijkje in het leven van GroenLinks-stemmers die een bijzondere band met Leiden hebben. Dit keer: marketeer Janko Duinker (31). We ontmoeten hem voor de mooiste muur van Leiden. Wie is hij en waarom woont hij zo graag in Leiden?
George, da’s best een chique naam voor een ondeugend rood katertje. Zijn baas is zelf dan ook een nette heer. Deze stropdassenliefhebber heet Janko en hij woont met verloofde en katten in hartje centrum. We ontmoeten hem voor de mooiste muur van Leiden. Waar dat is vertellen we zo.
Vanaf hier is het een klein stukje lopen naar het Rijksmuseum van Oudheden, één van Janko’s opdrachtgevers. Hij is namelijk als zelfstandig pr-man werkzaam voor verschillende organisaties in de culturele en groene sector. “De posters van de tentoonstelling Nineveh van Oudheden die je overal ziet heb ik verspreid. Ook werk ik voor Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen en de Bachvereniging. Tot kort geleden deed ik ook van alles voor de Leidse Hortus, een plek waar ik nog steeds graag kom.”
Hij woonde niet altijd in Leiden en is opgegroeid op Texel. Voor zijn studie egyptologie (met nog uitstapjes naar kunstgeschiedenis en filosofie) kwam hij naar onze stad.
Hoe komt het dat iemand die op het groene Texel opgroeide toch zo dol is op de stad? “Leiden is een perfecte uitvalsbasis voor me, ik reis de hele week voor mijn werk naar Rotterdam, Utrecht en ook Amsterdam. Leidenaren zijn ook zo trots op hun stad, dat is leuk om te zien en een dosis groen haal ik uit mijn werk, ik zit veel in botanische tuinen.”
Of de pr-meneer met stropdas nog andere liefhebberijen heeft? “Koken en stijldansen.” We zien het voor ons: na een stijlvol etentje de tango dansend met verloofde in de woonkamer en katertje George in de gordijnen.
Oja, de mooiste muur van Leiden? Ga maar eens kijken op de hoek van het Paterstraatje en de Doelengracht: allerlei tinten oranje en groen, er barsten plantjes uit en hij is gelegen naast onze eigen botanische tuin: als dat geen dosis groen is!
Foto en tekst: Annemieke Dubbeldeman