Er vertrekken geen hordes Leidse jongeren naar het kalifaat. Toch zijn gemeente, moskeeën en politie ook in Leiden alert. Op 9 september discussieerden zo’n twintig belangstellenden op een door GroenLinks Leiden georganiseerde thema-avond over radicaliserende jongeren. ‘Je hebt aandacht van veel verschillende kanten nodig.’
Twee deskundigen schetsten de contouren van het probleem: Vanessa van Altena, strategisch beleidsadviseur Veiligheid bij de gemeente Delft en Abdelhamid Bouzzit, vice-voorzitter van het Islamitisch Centrum Imam Malik (de moskee in Leiden Noord). Ze bogen zich onder andere over de vraag wie er eigenlijk moet zorgen dat jongeren niet radicaliseren. De taak van de gemeente is, volgens Van Altena, in de eerste plaats preventie: zorgen dat jongeren niet radicaliseren, en als ze dat wel dreigen te doen, tijdig zorgen dat ze niet overgaan tot terroristische acties of afreizen om zich aan te sluiten bij IS.
Maatschappij laat gat vallen
Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Radicalisering is een ‘gelaagd en complex’ probleem. Hoe, wanneer en onder welke omstandigheden jongeren vatbaar raken voor radicale ideeën is grotendeels onvoorspelbaar. Dat maakt het lastig om tijdig in te grijpen als het mis dreigt te gaan. Ook is er niet één herkenbaar prototype van risicojongeren, en dus ook niet één aanpak. ‘Jongeren in een crisis zijn ontvankelijk voor radicale ideeën’, aldus Van Altena. ‘Maar de puberteit is voor bijna elke jongere een lastige en onzekere periode. Toch radicaliseert de een wel en de ander niet.’
Aanpak lastig
Bouzzit wijst erop dat radicalisering is ‘omgeven door taboes, privacyregelingen en wetgeving waardoor je niet makkelijk kunt ingrijpen en er pas achter komt als het te laat is.’ Bovendien, aldus Bouzzit, ontbreekt het overheid en betrokken instanties ook simpelweg aan voldoende kennis van de problematiek. Dat er onvoldoende samenwerking is tussen buurt, werkgever, familie, politie, jeugdwerk en andere instanties, maakt het extra lastig om tot een goede aanpak te komen. Duidelijk is in elk geval dat de maatschappij een gat laat vallen, waar ronselaars makkelijk op kunnen inspelen. Jongeren die zich keer op keer gediscrimineerd voelen en in een sociaal isolement raken doordat ze bijvoorbeeld niet aan een baan kunnen komen, zijn vatbaar voor de boodschap van IS dat ze ‘nodig zijn’.
Voorkom uitsluiting
Toch zijn er ook oplossingen. De Islamitische gemeenschap zou zich beter moeten organiseren om zo een gezamenlijke aanpak op te kunnen zetten. In Leiden worden daarvoor nu stappen gezet. Daarnaast is een hechte en alerte sociale omgeving belangrijk, die duidelijk is over normen en waarden. ‘Jongeren moeten binding met hun eigen moskee en gemeenschap hebben’. Tot slot zouden ook de media terughoudender kunnen zijn in de manier waarop ze het probleem framen. Er wordt nu te makkelijk ingespeeld op het wij-zij gevoel. Uitsluiting blijkt funest als je wilt voorkomen dat jongeren radicaliseren. De oplossing van het probleem lijkt juist te liggen in een hechte, verwelkomende sociale gemeenschap. En daar zijn veel partijen voor nodig.