Bekijk of lees hier de volledige speech terug:
Voorzitter,
Hier staat een trotse Leidenaar.
In Leiden voel ik mij thuis.
Dit is de plek waar ik geboren en getogen ben.
Net als mijn ouders, en de oúders van mijn ouders.
Het voelt dan ook als een eer om de inwoners van Leiden namens GroenLinks te mogen vertegenwoordigen.
En dan voor het eerst te mogen spreken in deze mooie zaal, over zo’n belangrijk onderwerp: het voorkomen en bestrijden van armoede.
Zodat we Leidenaren met minder kansen en minder inkomen of een slecht geïsoleerd huis beter kunnen ondersteunen.
Maar laten we eerlijk zijn: wij, de politici die hier de kaders voor het beleid bepalen, en zo invloed uitoefenen op de levens van inwoners, worden daar waarschijnlijk zelf helemaal niet door geraakt. De meesten van ons hebben voldoende inkomen, zijn misschien zelfs rijk.
We wonen in fijne huizen, kunnen de energierekening betalen, en ons huis isoleren. Wij hebben aan het eind van ons geld niet nog een stukje maand over. En bij tegenslagen biedt onze bankrekening, ons netwerk of onze status een buffer.
Maar, voorzitter, er zijn genoeg Leidenaren die dat allemaal niet hebben. Er zijn genoeg Leidenaren die direct een groot probleem hebben als de wasmachine kapot gaat. Die de afgelopen weken letterlijk in de kou hebben gezeten.
Er zijn genoeg ouders die moeten kiezen tussen ontbijt- of hun kinderen nieuwe kleding geven.
Al van jongs af aan zie ik de effecten van maatschappelijke ongelijkheid. Mede daarom ben ik politiek actief ben geworden.
• Waarom hebben veel van mijn familieleden en mijn buren, en de mensen waar de samenleving op leunt, zoals kappers, stratenmakers of schoonmakers minder invloed op het beleid en de politieke keuzes die wij maken?
• Waarom staan we toe dat mensen met belangrijke banen, toch arm kunnen zijn?
• Waarom wordt de stem van sommige mensen beter gehoord en belangrijker gevonden?
Hoe komt het dat mijn ouders, met hun banen, daar veel minder geld en waardering voor kregen dan de ouders van mijn klasgenoten?
Terwijl ik zag hoe hard mijn ouders werkten?
Tijdens mijn studie sociologie kreeg ik een antwoord op die vragen. Daar leerde ik dat het maar deels jijzelf bent die bepaalt hoe jouw leven eruitziet.
Dat de samenleving, bijvoorbeeld vanwege je achtergrond, sekse of sociale klasse, in grote mate je maatschappelijke kansen bepaald. En hierdoor worden onze eigen beslissingen en ervaringen beïnvloed.
Aan het einde van de basisschool kreeg ik een vwo-advies. En hoewel ik van plan was naar een scholengemeenschap te gaan (Bona), verklaarde juf Marjolein van groep 8 mij een gymnasium-leerling. Ze overtuigde mij om naar het stedelijk gymnasium te gaan, en zo wérd ik een gymnasiumleerling.
Ik, als dochter van een huishoudster en van een bouwvakker, mijn liefdevolle ouders. Zelf zouden mijn ouders en ik dat niet bedacht hebben.
En op dat categorale gymnasium krijgen leerlingen de boodschap mee dat zij slim zijn. Het is niet een plek waar ik me van nature thuis voelde, maar heeft me veel gebracht.
Je krijgt subtiel de codes mee, het sociaal en het cultureel kapitaal. En dat zijn de sleutels die deuren openen. Naar maatschappelijke posities met invloed, zoals wij hier nu met elkaar de gemeenteraad van de stad mogen vormen. Naar plekken waar je stem wordt gehoord.
Ook als ik me bijvoorbeeld in bijbaantjes weleens met weinig respect behandeld voelde, kon ik dat wegrelativeren.
Het was niet fijn om het gevoel te hebben dat anderen om mij neerkijken, maar ik had het perspectief dat de rollen in de toekomst net zo goed omgedraaid zouden kunnen zijn.
En de realiteit is dat veel mensen die positie niet hebben.
Zij ervaren weinig perspectief om uit een situatie van achterstelling te komen. Je kan daar zo door opgeslokt worden dat jezelf eruit helpen niet lukt.
Daar hebben we een sterke overheid voor nodig, goede docenten, en een gemeente die ervoor zorgt dat mensen daadwerkelijk kunnen meedoen.
Begrijp me niet verkeerd, dit is geen pleidooi dat iedereen maar naar het gymnasium zou moeten.
Mijn punt hier is, we moeten de samenleving zo inrichten dat talenten van kinderen zich kunnen ontwikkelen, ongeacht hun achtergrond.
Zodat kinderen vol vertrouwen in zichzelf en in de samenleving de wereld tegemoet kunnen treden. Of de route nu via praktijkonderwijs, zoals een van mijn zusjes dat deed, of via een gymnasium loopt.
Vanuit de gemeenteraad wil ik bijdragen aan gelijke kansen voor alle Leidenaren, los van bijvoorbeeld afkomst, inkomen, sekse, of sociale klasse.
Ik wil mij inzetten voor ontmoeting tussen verschillende Leidenaren en dus tegen de toenemende afstand tussen mensen en groepen.
Wij hier zetten de kaders uit voor beleid. Beleid is pas echt effectief als het tot stand komt samen met de mensen om wie het gaat. Dat gaat niet altijd vanzelf.
• Hoe en met wie maken we in Leiden dan beleid dat bijdraagt aan kansengelijkheid en dat ons samenbindt?
• En hoe geven we mensen een stem die niet geneigd zijn het podium te pakken, of andere problemen aan hun hoofd hebben waardoor je aansluiten bij een politieke partij, of inspreken bij ons in de raad, nou eenmaal niet de grootste prioriteit heeft?
• Kortom: hoe geven we een stem aan mensen die wel willen spreken maar onvoldoende gehoord worden?
Voorzitter, dan kom ik terug bij het beleidsplan armoedebeleid en de twee moties die GroenLinks daarbij wil indienen.
Leiden kent allerlei regelingen om mensen in armoede te kunnen laten meedoen. Toch weten we dat veel mensen voor wie deze bedoeld zijn, er geen gebruik van maken. Bijvoorbeeld omdat deze onbekend zijn of niet aansluiten op wat zij nodig hebben.
Het is goed dat het college in deze tijd van energiearmoede en hoge inflatie samen met organisaties in de stad werkt aan een plan om mensen beter te informeren en schaamte rond armoede wil weghalen.
Met onze eerste motie willen we het college verzoeken ambitieuze streefcijfers op te nemen. In zowel het communicatieplan als het nieuwe armoedebeleid. Daarmee kunnen we zien hoeveel inwoners we ook echt helpen.
Een tweede motie dienen we in samen met Partij Sleutelstad, PvdA en het CDA. Die gaat over co-productie van beleid.
Daarmee willen we dat beleid niet alleen samen met maatschappelijke organisaties die mensen in armoede ondersteunen tot stand komt, maar juist ook met betrokkenheid van met de mensen om wie het gaat, inwoners met een laag inkomen. Want zij kunnen uiteraard beter dan anderen aangeven hoe informatie over armoede regelingen hen bereikt en hoe we drempels daarbij kunnen wegnemen.
Want, voorzitter, alleen armoedebeleid dat echt aansluit op de behoeften van onze inwoners en wat door hen gevonden kan worden, kan succesvol zijn. In dat armoede- en meedoen-beleid moet de stem van de bijstandsvader en -moeder, de kapper, de stratenmaker en de schoonmaker klinken.
Dank u wel!